Mickey in Japan

さようなら

Soms vliegt de tijd zo snel voorbij dat je niet eens doorhebt dat er uren, dagen en weken passeren. Het ene moment ben je een reddeloos dier, verdwaald in een te grote stad waar de woorden, de letters en de mensen van een andere planeet lijken te komen. Knipper een keer met je ogen, en zes weken zijn voorbij. Het reddeloze dier is veranderd in iemand die zich blind een weg baant door de mierenhoop die Tokyo is, iemand die zonder na te denken de juiste metro-uitgang kiest, sluiproutes neemt en deze vervolgens aan nieuwkomers leert. Iemand die in het Japans eten kan bestellen en niet meer radeloos ja knikt op alles wat een Japanner aan hem vraagt.

In zes weken ben ik gaan houden van een stad die eruitziet als een omgekiepte legodoos. De gebouwen zijn zonder enige esthetische overwegingen neergeplempt om maar zo veel mogelijk mensen op zo min mogelijk grond te proppen. De straten hebben geen namen maar nummers. De lucht van het riool dringt soms zo onaangenaam je neus binnen dat rennen de enige optie lijkt. En toch is het een stad met een haast onbegrijpelijk aantrekkingskracht.

De winkels zijn volgestouwd met plastic kitsch. Verkopers schreeuwen zich dag en nacht de longen uit het lijf, en niemand weet waarom, want kopen doet men toch wel. De Japanners hebben altijd haast, en als ze dat niet hebben lopen ze zo tergend langzaam dat stilstaan soms nog sneller lijkt. De parken zijn de enige plek in Tokyo waar nog een beetje natuur en rust te vinden is. En toch is het een stad om van te houden. Vraag me niet waarom, ik blijf je het antwoord schuldig.

Zes weken in een wereldstad is te kort. Mijn tijd in Japan is nog niet voorbij. Twee weken rondreis resten mij nu, maar een ongemakkelijk gevoel van heimwee naar een periode die nog niet eens afgesloten is, begint zich van mij meester te maken. Voor het eerst in anderhalve maand tijd ben ik op mezelf aangewezen. Geen schoolgenoten en huisgenoten om me te vergezellen tijdens ontdekkingsreizen, of de kroeg mee in te duiken. Geen vrienden om samen mee te wijzen en gapen naar al het vreemde en bijzondere dat Japan te bieden heeft. Nu moet ik het helemaal zelf doen. En ik denk dat dát nog het engste is.

Dag Tokyo.

Deel!

Lampenkap

Harajuku-Fashion-Walk-7-009


Als een grote omgekeerde lampenkap droeg ze de tutu. Het was een verschijnsel waar de Japanners op het kruispunt weinig van opkeken. Slechts een enkeling stopte om een foto te maken, meestal een giechelend schoolmeisje. Stroef schuifelde het figuur over het zebrapad, het lopen verhinderd door een stel 20 centimeter hoge plateauzolen. Even later was ze, zo makkelijk als ze was verschenen weer door de menigte in Harajuku opgeslokt. Het roze verdween net zoals de kersenbloesem dat tegen het einde van april doet: gemakkelijk, en met een zuchtje wind.

Wanneer vrienden naar het buitenland gaan staat de wensenlijst garant voor een aantal clichés. Naast het obligate bezoek aan de locale kathedraal, een dagje naar een ruraal gebied waar wijn of andere streekspecialiteiten worden verbouwd en een paar musea, blijkt shoppen vaak hoog in de orde van prioriteiten te staan. Ook ik maak me keer op keer schuldig aan deze vurige wens, om keer op keer teleurgesteld te worden.

De H&M is een wereldwijde franchise die in vrijwel alle westerse landen te vinden is. Net als de Zara, Adidas, Nike, Benneton en tal van andere prêt-a-porter-imperia. Shoppen in het buitenland is goed mogelijk. Origineel shoppen daarentegen vaak een crime. Niet in Japan, blijkt. Voor de toerist begint een dag Tokyo al snel in Shibuya. Het bekende centrum van Tokyo met de oneindige rits reclame, lawaai en neonverlichting. Alleen Shinjuku lijkt nog de strijd aan te willen gaan om de meeste lampjes. Als families in het oude San Giminiano strijden deze twee buurten om de meest grotesque lichtvervuiling.

Achter deze façade van roze, paars en geel gaan talloze winkeltjes schuil die een voorraad hebben aangelegd voor hen die van het bizarre houden. In Tokyo gaan de winkels altijd de hoogte in. Kijk buiten alvast naar de gevel, waar staan aangegeven of je op de eerste, of misschien wel de zesde verdieping moet wezen. Via een klein trappenhuis, dat in de normale wereld alleen naar de eenkamerflat van een bijstandsgezin zou leiden, komt de nieuwsgierige shopper terecht in een limbo van nylon pikachu-outfits, onesies en roze tutu’s. Deze hel zet zich moeiteloos voort in de beroemde wijk Harajuku, waar zelfs de celebrities komen om te winkelen in de eindeloze aaneenschakeling van nep.

En de Japanse bevolking trekt het vol overtuiging aan. Een uur wandelen door een van grote buurten van Tokyo geeft elke amateur-fotograaf genoeg inspiratie om stante pede een mode-portfolio op te bouwen. Een gemiddelde zaterdagmiddag verschaft een keur aan verschijningen die niet zouden misstaan in een schilderij van Hiëronymus Bosch. Weinig Japanners kijken hier nog van op. De westerlingen des te meer. Maar die zijn hier dan zelf weer vaak de attractie. Met hun lengte en bleke huid een stuk interessanter dan een Pokémon in het wild.

Deel!

Holiday mood

Dan gaat je wekker om zes uur ‘s ochtends, en blijkt het maandag te zijn. Dan is er een week voorbij en besef je dat de tijd inderdaad sneller gaat als je het leuk hebt. Veel te snel zelfs. Het is balen, maar een langzaam verloop zou verveling inhouden. Ze hebben altijd gelijk, die spreekwoorden, en daar leg je je maar bij neer. Het zou maar vechten tegen de bierkaai zijn.

‘You’re still in the holiday mood,’ verweet een Amerikaans meisje mij vorige week.

Het meisje was bezig in een schrift haar Kanji, de aan het Chinese schrift ontleende woordkarakters, te oefenen. Ze deed dit met genoeg gezucht en gesteun om mijn aandacht te trekken. Een half uur lukte het me nog om me in mijn eigen studie te verdiepen, daarna kon ik haar niet langer negeren. Wat er mis was, vroeg ik haar. Was het niet heerlijk om hier in Japan te zijn, een taal te leren, een andere cultuur te ontdekken? Ach, wat wist ik nou, ik was er nog maar een week. Zij zat hier al een halfjaar in dit godvergeten oord. En dan willen de zaken nog wel eens tegenvallen.

Om een Japanse krant te lezen moet je minstens 2000 kanji kennen. Dat een groot deel van deze abstracte kriebels op meerdere wijzen uitgesproken kunnen worden al naar gelang de context, en dat er uit het teken zelf niets af valt te lezen over deze uitspraak wil het geheel niet makkelijker maken. Ze had er nog twintig te gaan vandaag. Ik deed het af als verwend gezeur, bovendien was ze het type socially awkward. Een woord dat deze week verbazingwekkend vaak is gevallen. Een reisje naar Japan lijkt toch voornamelijk in trek te zijn bij het type mens dat zich niets aantrekt van anderen, zich graag terugtrekt met een manga of graag elke opmerking pareert met een betweterige uitspraak, politieke stelling of onbegrijpelijke grap waar vervolgens wel hard om gelachen wordt door de grappenmaker. Of iemand die dus graag een ander zijn dag tracht te verpesten met pessimistisch gedrag.

 
Schouders ophalen en doorgaan. Mij krijgt ze niet te pakken. En dan sta je de volgende dag weer in een overvolle trein. Nog net voor de deuren helemaal gesloten zijn weet er altijd een opportunist in de coupé te springen. Opportuun of wanhoopsdaad. Want wie moedwillig tijdens de spits in een Japanse trein springt die al bijna weer rolt moet moedig zijn, of levensmoe. En dat laatste lijkt toepasbaar op een groot deel van de werkende Japanners.

Salarymen worden ze gekscherend genoemd door de buitenwereld. Van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat zitten ze opgesloten op hun eeuwige werkvloeren, in hun kleine cubicles, allemaal geschilderd in dezelfde kleur suicide gray. Wat er gedaan wordt door deze rijen zombies in hun duffe pakken en aktetassen, waarmee ze zichzelf nog een beetje cachet trachten aan te meten, blijft een raadsel. Geen enkel land kan zoveel papierwerk voortbrengen. Zelfs Japan niet.

Japan is echter wel goed in het creëren van baantjes. In Nederland werden die vernoemd naar een minister, waarmee gelijk duidelijk was dat het een creatie was om de minder bedeelden bezig te houden. Hier lijkt hetzelfde aan de gang, maar niemand die er een woord aan vuil maakt. Met langzame, nauwkeurig ingestudeerde bewegingen wijzen de vijf parkeerwachters de auto’s langs de weg richting de parkeerplek. Netjes in uniform gestoken staan de eerste drie langs de weg, om de twee meter, en laten ze met lampen en gedegen gemaai van de armen zien waar de ingang van de overdekte parkeerplaats is, alwaar twee andere wachters de auto over de vaak verlaten parkeervlakte manoeuvreren. Net een landingsbaan, maar dan nep.

Ik was nog in een vakantiebui. En ze zou me niet klein krijgen. Maar langzaam vertonen zich barsten in het glazuur waarmee mijn eerste week was overgoten. Overvolle treinen, het creëren van banen, en de salaryman van 25 in de common room, aan wie het huilen nader stond dan het lachen. Hij had een rotbaan waarvoor hij niet was opgeleid, deed elke dag hetzelfde saaie werk, moest een week lang vergaderen in Zuid Korea in een taal die hij niet sprak en wilde zo graag eens iets van de wereld zien. Maar daarvoor verdiende hij niet genoeg geld. Al dat werk, en geen rooie cent om iets leuks van te doen. Sparen, dat deed hij elke dag, om in leven te blijven.

Of hij nog een souvenir voor me mee moest nemen uit Zuid Korea. Dat dan weer wel.


Deel!

Concrete Jungle

Osaka en Tokyo liggen ruim 500 kilometer bij elkaar vandaan. Als ik in Amsterdam op de fiets spring ben ik 500 kilometer later in Parijs, Kopenhagen, Berlijn of Londen (met natte haren, dat wel). Onderweg kom ik langs dorpen, fiets ik over heuvels, door bossen, passeer ik taalgrenzen en verandert de heersende religie. Tussen Tokyo en Osaka liggen voornamelijk gebouwen, en een stuk of wat boompjes.

Vanavond stond ik in een lift die met 600 meter per minuut naar boven schoot. Dat is 36 kilometer per uur, waarmee je over een enkeltje Tokyo-Osaka 13 uur zou doen. Abeltje in Japan, alleen draag ik geen rood apenpakje. De lift bracht mij en enkele van mijn schoolgenoten naar de top van de Tokyo Skytree, met meer dan 600 meter de hoogste plek in Japan. Door mensen gemaakt dan, want niemand die met een stalen constructie aan het record van oude meneer Fuji kan tarten.

Eenmaal boven strekt de waanzinnige wildernis van gebouwen zich aan alle kanten ver uit. Ik voelde me even de camera waarmee Gaspard Noé in zijn trippende Enter the void over Tokyo zweeft. Terwijl gillende schoolkinderen, die de Japanse ingetogenheid schijnbaar nog niet meester zijn, om me heen renden vocht ik tegen de duizeligheid die me bekroop bij het 360 graden uitzicht over Tokyo en alles wat er aan vast ligt. Deze stad, die is opgebouwd uit zoveel kleine aparte steden, lijkt nergens op te houden en voor eeuwig door te gaan.

Officieel woon ik in Yokohama, dat net zo ver van Tokyo ligt als Utrecht van Amsterdam. Dagelijks reis ik een half uur heen en een half uur terug, voor Japanners en veel Nederlandse forenzen een nietige afstand. Maar wanneer je bedenkt dat je in die tijd geen enkel stuk natuur passeert, waarmee de overgang van de ene stad naar de andere wordt gemarkeerd en alles om je heen één grote urbane jungle van kriskras door elkaar heen gebouwde betonnen molochs en ouderwetse Japanse huisjes, voel je je nietig, zoals ik mezelf alleen eerder had gevoeld toen ik schema’s van de Melkweg en het heelal bekeek.

Na mijn ochtendlessen vertrok ik gisteren uit de school op weg naar een koffiezaakje dat goede recensies had gekregen. Tussen alle schreeuwerige speelpaleizen, sushi restaurants, kledingwinkels en wat dies meer zij, die rondom Shibuya Station hun claim leggen op al je zintuigen, baande ik mij een weg naar een rustiger straat. Zonder enige waarschuwing hield de hoogbouw om mij heen op en bevond ik me op een kronkelig paadje, met bomen en kleine huisjes aan weerszijden. In vijf minuten lopen was ik uit het centrum van Shibuya een woonwijk binnen gelopen waar ik in de dependance van een Noorse koffiebar een kopje filterkoffie dronk. Over de huizen heen tekenden zich de wolkenkrabbers af. Ik wist precies waar ik was en toch voelde ik me verdwaald. Het was een heerlijk gevoel.

Deel!

Gaijin 外人

shibuya-2


Het eerste waar ik op wachtte in Japan (na de taxi) was een cultuurshock, en het liefst een grote. Lost in translation, Bill Murray die zich geen raad weet, grote gebouwen zien vanuit een taxiraam met open mond. In complete paniek door de mensenmenigte wurmen op de wereldberoemde Shibuya Crossing leek me een plausibel plan, waarvan geen akte. Cultuurshocks in een overwegend westers aandoend Aziatisch land als Japan zijn subtiel en bekruipen je zonder dat je er erg in hebt. De shock is erachter komen dat je binnen twee dagen al zo gewend bent aan vreemde manieren dat je angstig wordt bij het idee dat je ooit weer terug gaat naar Nederland.
 
img_1887


In Nederland rijden we rechts, en halen we links in. In Japan rijdt men links en haalt rechts in. Dit beperkt zich echter niet tot de wegen, maar vindt overal plaats: op de stoep, in de supermarkt en op elke trap en roltrap. Voor een station waar dagelijks rond de tweeënhalf miljoen passagiers in- of uitstappen en rondwandelen verloopt het geheel in Shibuya Station wonderbaarlijk soepel. Mensenmassa’s organiseren zich onwaarschijnlijk vlot in nette rijen voor de deur van de trein, en de gehaaste zakenmannen, speelse tieners en bezorgde moeders lopen bijna in het gelid de trein uit om allemaal netjes aan de linkerzijde van de roltrap te gaan staan. De westerling is een vrijwel onbekend fenomeen , en de westerling heeft altijd haast. In een rap tempo begaf ik mij vanmorgen over de rechterkant van de roltrap naar boven, twee treden tegelijk. Het was als Mozes en de zee.
 
Above the crossing


Het complete leven in Japan lijkt doortrokken van deze mate van organisatie. Wat in het eerste opzicht lijkt op een mierenhoop blijkt bij nader inzien een strak gereguleerde samenleving waarin uit de pas lopen een faux pas is. Het kostte Japan minder dan 48 uur om mij in het gelid te krijgen, zonder enige vorm van dwang, en zonder enige mate van opzet door mijzelf. Ik kwam, ik zag en werd overwonnen.

Over twee maanden ben ik weer terug in Amsterdam, en dat idee jaagt mij de afgelopen twee dagen angst aan. Ik wil in winkels niet langer afgesnauwd worden, als ik de metro uitstap wil ik netjes het station uit kunnen lopen, en als het stoplicht rood is, dan is het rood en sta je stil. Ook al sta je op een landweggetje en is de enige auto van het dorp een half uur geleden al voorbij gekomen. De orde is niet alleen noodzakelijk om een van de meest druk bevolkte streken van de wereld leefbaar te houden, de orde maakt het leven ook fijner. Als je je geen zorgen meer hoeft te maken om zakkenrollers, spookrijders of onder de voet gelopen te worden, geniet je des te meer.

Voor de Japanners ben ik, ondanks mijn aanpassing, nog steeds een gaijin, een buitenlander. Maar ik vrees dat ik mij dat straks meer in Nederland zal voelen. Tot ik zelf weer een keer door rood rij.
 
img_1886


Deel!

futsukayoi | 二日酔い

Kanpai! Zo verliep het grootste deel van mijn eerste dag in Japan. When in Rome… En de Japanners houden van een borrel, met name op een nationale feestdag. Keizer Hirohito hield zo van planten dat men op zijn verjaardag, 29 april, midori no hi (de dag van het groen) vierde. Inmiddels is dat verplaatst naar 4 mei, en een onderdeel van Golden week, een reeks opeenvolgende feestdagen in de eerste week van mei.

Een vlucht van elf uur valt mee als het vliegtuig niet te vol is. Ik had de hele rij voor mezelf en kon dan ook mijn benen strekken. Op het vliegveld kwam een lieve taxichauffeur me hijgend en puffend tegemoet. Na een duizendmaal sorry omdat hij vijf minuten te laat was bracht hij mij, onder het genot van een uur lang stilte (Engels spreken doet men hier nauwelijks) naar mijn verblijf: Oakhouse, Comfort Tama Plaza, een mondvol, daarom ook wel afgekort tot ConTaMa. Met honderdvijftig mensen een huis delen betekent regels. Zonder regels ontaardt zelfs een japans huishouden schijnbaar in totale anarchie, want beleefdheid is een eigenschap die onbetwistbaar door dit volk is uitgevonden. Dit wordt door medestudenten onderschreven met sterke verhalen over vergeten laptops die altijd netjes worden teruggebracht en zelfs het tot stilstand komen van het complete verkeer wanneer iemand zijn portemonnee op straat laat vallen. Ik heb me nog nooit ergens zo veilig gevoeld als toerist.

ConTaMa wordt bewoond door een allegaartje aan nationaliteiten waarvan het grootste deel wordt gevormd door Japanners. Gelijk bij aankomst werd ik voorgesteld aan de andere Nederlander en ontmoetten we samen een Nieuw Zeelander, Australiër en Italiaan. Waar ik al op had gehoopt gebeurde: we werden op sleeptouw genomen. Dankzij deze welkome ontferming ben ik reeds in het bezit van een treinkaart en is me het Japanse openbaar vervoer gedeeltelijk uitgelegd.

De rondwandeling door Shibuya ontaardde al vrij snel in een klassiek bacchanaal waarbij rijkelijk werd geprofiteerd van de lage bierprijzen (¥300 voor een biertje komt neer op €2,10, kom daar in Amsterdam nog maar eens om) en de nog lagere sushiprijzen (¥100 voor twee stuks verse sushi van een lopende band komt neer op €0,70, kom daar in Amsterdam ook überhaupt maar eens om).

Kanpai! Kanpai! Kanpai! Zo schreeuwden de steeds luidruchtiger wordende Japanners aan de tafel naast ons, en wij na verloop van tijd ook. Het resultaat van zoveel biru is een futsukayoi waarvan de letterlijke vertaling twee dagen dronken luidt. In de volksmond wordt dit ook wel een kater genoemd. Opstaan om half zeven met een kater is niet bevorderlijk voor de academische prestaties. Voor de sociale prestaties is je een stuk in de kraag zuipen uitstekend. Bovendien slaap je dronken ook beter door een lichte aardbeving heen, quod erat demonstrandum.
 
Dit wordt me nog wat.


Deel!

3 mei 2014

Mijn wekker gaat zelden om vijf uur. Integendeel, ik ga vaker naar bed rond vijf uur dan dat ik rond die tijd opsta. Een vlucht naar Japan verandert de zaak. Ondanks het gebrek aan slaap bleek ik verbazingwekkend fris vanmorgen. Ik moet bekennen dat het bakken van ei met spek voordat de zon goed en wel was opgekomen op een zaterdag toch een beetje een vreemde gewaarwording was, en ook smerig. De geur die het klassieke krachtontbijt (menig kater mee overwonnen) vanochtend door het huis verspreidde was er een van verbrand lijk, een opmerking die huisgenoot F al vaker maakte als ik vrolijk in een pan anti-brak stond te roeren.

Dankzij een zorgvuldige planning (een post-it met de vertrektijden van de eerste metro en trein, en een op tijd ingepakte koffer) stond ik al om kwart over zes te koukleumen op het metrostation. Voor het eerst in weken reed het openbaar vervoer mij zonder enige problemen naar mijn bestemming: Schiphol. Een plek vol ongekende mogelijkheden, wanneer de liquide middelen daartoe beschikbaar zijn, en een plek van afscheid. Met een zoen, en een knuffel, en nog een paar zoenen en knuffels zei ik D vaarwel, die mij (onder lichte dwang) kwam uitzwaaien. En dan door die eeuwige molen van bagage, paspoort, röntgen apparaten en felgekleurde taxfreeshops een weg zoeken naar de gate. Ook hier weer veel te vroeg aangekomen restte mij weinig anders dan een boek open te slaan. De uitvinding van Japan, daar schrijft Buruma over. Beter leesbaar dan Een geschiedenis van Japan, maar uiteindelijk net zo onbegrijpelijk. Wat een raar land voor een simpele westerling als ik. De taal, de mensen, de cultuur, niet te vatten. Kijken of twee maanden onderdompeling daar verandering in kunnen brengen.

Deel!