Holiday mood

by Mickey

Dan gaat je wekker om zes uur ‘s ochtends, en blijkt het maandag te zijn. Dan is er een week voorbij en besef je dat de tijd inderdaad sneller gaat als je het leuk hebt. Veel te snel zelfs. Het is balen, maar een langzaam verloop zou verveling inhouden. Ze hebben altijd gelijk, die spreekwoorden, en daar leg je je maar bij neer. Het zou maar vechten tegen de bierkaai zijn.

‘You’re still in the holiday mood,’ verweet een Amerikaans meisje mij vorige week.

Het meisje was bezig in een schrift haar Kanji, de aan het Chinese schrift ontleende woordkarakters, te oefenen. Ze deed dit met genoeg gezucht en gesteun om mijn aandacht te trekken. Een half uur lukte het me nog om me in mijn eigen studie te verdiepen, daarna kon ik haar niet langer negeren. Wat er mis was, vroeg ik haar. Was het niet heerlijk om hier in Japan te zijn, een taal te leren, een andere cultuur te ontdekken? Ach, wat wist ik nou, ik was er nog maar een week. Zij zat hier al een halfjaar in dit godvergeten oord. En dan willen de zaken nog wel eens tegenvallen.

Om een Japanse krant te lezen moet je minstens 2000 kanji kennen. Dat een groot deel van deze abstracte kriebels op meerdere wijzen uitgesproken kunnen worden al naar gelang de context, en dat er uit het teken zelf niets af valt te lezen over deze uitspraak wil het geheel niet makkelijker maken. Ze had er nog twintig te gaan vandaag. Ik deed het af als verwend gezeur, bovendien was ze het type socially awkward. Een woord dat deze week verbazingwekkend vaak is gevallen. Een reisje naar Japan lijkt toch voornamelijk in trek te zijn bij het type mens dat zich niets aantrekt van anderen, zich graag terugtrekt met een manga of graag elke opmerking pareert met een betweterige uitspraak, politieke stelling of onbegrijpelijke grap waar vervolgens wel hard om gelachen wordt door de grappenmaker. Of iemand die dus graag een ander zijn dag tracht te verpesten met pessimistisch gedrag.

 
Schouders ophalen en doorgaan. Mij krijgt ze niet te pakken. En dan sta je de volgende dag weer in een overvolle trein. Nog net voor de deuren helemaal gesloten zijn weet er altijd een opportunist in de coupé te springen. Opportuun of wanhoopsdaad. Want wie moedwillig tijdens de spits in een Japanse trein springt die al bijna weer rolt moet moedig zijn, of levensmoe. En dat laatste lijkt toepasbaar op een groot deel van de werkende Japanners.

Salarymen worden ze gekscherend genoemd door de buitenwereld. Van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat zitten ze opgesloten op hun eeuwige werkvloeren, in hun kleine cubicles, allemaal geschilderd in dezelfde kleur suicide gray. Wat er gedaan wordt door deze rijen zombies in hun duffe pakken en aktetassen, waarmee ze zichzelf nog een beetje cachet trachten aan te meten, blijft een raadsel. Geen enkel land kan zoveel papierwerk voortbrengen. Zelfs Japan niet.

Japan is echter wel goed in het creëren van baantjes. In Nederland werden die vernoemd naar een minister, waarmee gelijk duidelijk was dat het een creatie was om de minder bedeelden bezig te houden. Hier lijkt hetzelfde aan de gang, maar niemand die er een woord aan vuil maakt. Met langzame, nauwkeurig ingestudeerde bewegingen wijzen de vijf parkeerwachters de auto’s langs de weg richting de parkeerplek. Netjes in uniform gestoken staan de eerste drie langs de weg, om de twee meter, en laten ze met lampen en gedegen gemaai van de armen zien waar de ingang van de overdekte parkeerplaats is, alwaar twee andere wachters de auto over de vaak verlaten parkeervlakte manoeuvreren. Net een landingsbaan, maar dan nep.

Ik was nog in een vakantiebui. En ze zou me niet klein krijgen. Maar langzaam vertonen zich barsten in het glazuur waarmee mijn eerste week was overgoten. Overvolle treinen, het creëren van banen, en de salaryman van 25 in de common room, aan wie het huilen nader stond dan het lachen. Hij had een rotbaan waarvoor hij niet was opgeleid, deed elke dag hetzelfde saaie werk, moest een week lang vergaderen in Zuid Korea in een taal die hij niet sprak en wilde zo graag eens iets van de wereld zien. Maar daarvoor verdiende hij niet genoeg geld. Al dat werk, en geen rooie cent om iets leuks van te doen. Sparen, dat deed hij elke dag, om in leven te blijven.

Of hij nog een souvenir voor me mee moest nemen uit Zuid Korea. Dat dan weer wel.


Deel!